Schrijven is een basisvaardigheid. Het is nodig om te kunnen communiceren en te leren, zodat je vervolgonderwijs kunt volgen en goed mee kunt doen aan de maatschappij.
De peiling van de schrijfvaardigheid van leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo) laat zien dat 8 op de 10 vo-leerlingen referentieniveau 1F of hoger beheerst. Referentieniveau 1F is het fundamentele schrijfvaardigheidsniveau dat de meeste leerlingen aan het einde van de basisschool zouden moeten beheersen. Het omvat het kunnen schrijven van eenvoudige verhalen en berichten, en het toepassen van basisregels voor spelling en grammatica. Een deel van alle leerlingen (17%) beheerst dit niveau na 2 jaar vervolgonderwijs dus nog niet. Op het vmbo-b/k gaat dit om 40% van de leerlingen.
Uit het onderzoek blijkt dat slechts de helft van de leraren Nederlands vindt dat zij over voldoende kennis en vaardigheden beschikken voor het geven van schrijfonderwijs. Meer dan helft zou in de toekomst bijscholing willen volgen, maar veel docenten geven aan hiervoor weinig tijd te hebben.
De meeste scholen vinden het belangrijk dat er ook bij andere vakken dan Nederlands aandacht is voor schrijfvaardigheid. Goed formuleren en een tekst opbouwen is bijvoorbeeld ook bij zaakvakken als geschiedenis en biologie belangrijk. Dit sluit aan bij de geactualiseerde kerndoelen, waarin taal als middel bij andere vakken centraal staat. Toch lukt deze integratie van schrijfonderwijs met andere vakken nog niet goed, blijkt uit dit onderzoek. Bij slechts 1 op de 4 scholen is er bijvoorbeeld regelmatig overleg tussen docenten van verschillende vakgebieden over de invulling van het schrijfonderwijs.